Blije Bijen

n a t u u r l i j k  !


Welkom...

Van oudsher voelen mensen ontzag, liefde en angst voor honingbijen: de organisatie is indrukwekkend, de uitstraling betoverend, de steken pijnlijk. Wie de geur ruikt die uit een korf of kast komt, is verkocht. Kruidig, bloemig, zacht bedwelmend als vers gebakken brood.

Honingbijen overwinteren als volk, met een bevruchte en dus eitjes leggende koningin in hun midden als kloppend hart. Het volk bestaat in de winter uit vrouwelijke werksterbijen (zusters), zo'n 25.000, die de koningin en elkaar warm houden in de winter. In het voorjaar zal het volk uitgroeien en zich weer delen.

Wilde bijen en hommels overwinteren niet als volk, maar grotendeels solitair: alleen de bevruchte koningin overwintert in het nest en zij bouwt een nieuw volk in het voorjaar.

Alle bijen - honingbijen, hommels, wilde bijen en vlinders - zijn afhankelijk van de zon en van wat er groeit en bloeit. Ze verbinden zonnekracht met aardekracht. Hun voeding halen ze uit bloemen van bomen, struiken, heesters, 'onkruiden' etc. Door hun landing op de bloem in hun zoektocht naar nectar en stuifmeel bestuiven ze deze, waardoor deze planten zich kunnen voort-planten. Daarvan plukken wij de vruchten in de vorm van zoete appels, druiven, bessen, noten, bloemen in de tuin, etc.

Honingbijen leven in een complexe en fijngevoelige organisatie. Geen machtsverhoudingen. Elke handeling is afgestemd op de ontwikkeling van het volk, het welzijn, op het grotere geheel en de toekomst. De communicatie is daarom enorm belangrijk. Die wordt verstoord door hedendaagse techniek, door gewoontes en keuzes die niet in het belang van het bijenvolk zijn. Ze zijn sfeergevoelig, vergevingsgezind, liefdevol: ze geven, geven en vergeven, tot het niet meer gaat, dan verdwijnen ze.

Het vergeefs moeten wachten op de eerste vliegbewegingen in het voorjaar op de bijenstal is pijnlijk, het aanzien van raat vol voer maar zonder één levende bij is ondraaglijk.

Tot vorige eeuw ging het goed met honingbijen. In de twintigste eeuw ontstonden de hedendaagse bijenziektes, elke tien jaar duikt er een nieuwe de kop op, momenteel is men in afwachting van de opmars van de verwoestende kleine kastkever, afkomstig uit Afrika.
Ziektes en parasieten worden oa overgedragen via verzwakte volken, besmette bloemen, voer, materialen en handelswaar uit het (verre) buitenland.

Als bijen hun instinct en natuur niet mogen volgen, worden ze kwetsbaar en vatbaar voor ziektes en verliezen ze hun natuurlijke gedrag. Ze hebben het al zwaar genoeg met de karige omgeving - bodem en ether - die te veel is verstoord door vervuiling en te arm is aan voeding (lees: bloemen en bossen).

'Blije' bijen leven dicht bij hun eigen natuur: ze kunnen zich ontwikkelen volgens hun eigen aard en hun eigen wijsheid, in een gevarieerde omgeving vol leven. Helaas is die omgeving niet altijd te sturen, zijn ze mede afhankelijk van anderen met wie de ruimte wordt gedeeld. Bovendien zit het weer ook niet altijd mee. Stabiele jaargetijden met af en toe een uitschieter lijken plaats te maken voor langere periodes vol uitschieters. Hete en droge zomers, lange en natte winters vormden een aanslag op het incasseringsvermogen.

Zie Wat helpt bijen? en De natuur van bijen  en de pagina Aanbevolen Informatie.

Blije Bijen staan nabij Rudolf Steiner Zorg op de Nieuwe Parklaan in Den Haag. Vul het contactformulier in voor het aanvragen van een bezoek, of voor informatie.

De imme is het totale organisme: de bijen, de bevlogen omgeving, het zelf gebouwde raat waarop het volk zich ontwikkelt met de opgeslagen voorraden stuifmeel, nectar, honing en propolis.

De omgevingsstoffen komen terug in de honing, in het raat en in de volgende generaties bijen. De benaming 'imker' is van het woord imme afgeleid voor degene die de verantwoordelijkheid neemt over dat volk. Bijen hebben overigens een imker niet nodig, integendeel... Er zijn bijenvolken die al jaren ongestoord in muren of oude bomen overleven.